“Ja, daar was de juf wel verbaasd over. Ze zei: zooooo, wat een bijzonder onderwerp.” Noore van Winkel uit het Brabantse Budel trekt haar schouders op en haalt haar vinger door een restje ketchup. Tosti op, appel in de aanslag, lange bungelende benen die eindigen in stoere laarzen… Negen is ze nog maar. En binnenkort houdt ze een spreekbeurt over stress bij kinderen. Second best is dat onderwerp.
Eigenlijk wilde ze het over mentale problemen hebben, suïcide misschien zelfs wel. Maar daar was voor leeftijdgenoten niet zoveel op internet over te vinden. Ja, hulpnummers. Maar daar had ze niks aan. Informatie wilde ze. Psycholoog papa was blij met het initiatief (glimlachend: “Prima om zo’n onderwerp te pakken, het hoort bij het leven”), mama had zo haar bedenkingen en de juf vond het wel stoer. Net als Noore zelf. Want ze heeft een missie: Beslist: “Veel klasgenoten weten niks over die dingen. Dat vind ik niet goed, want dan ga je sneller mensen uitlachen enzo als ze zeggen dat ze psychische klachten hebben. Terwijl echt iedereen daar last van kan krijgen.”
Of ze zelf ook wel eens last heeft van stress… Knikt: “Soms wel ja. Een beetje, niet zo erg hoor. Dan heb ik pijn in mijn buik, omdat ik iets spannend vind en er steeds maar aan moest denken. Ik kan daar dan niet mee ophouden. Maar het is meestal de dag erna wel over.” Zomaar? “Nou, niet zomaar. Ik kan ook met mijn vader en moeder praten.” Beiden werken in de zorg. Dat helpt.
Er wordt veel gepraat in huize Van Winkel. Maar niet iedereen heeft een luisterend oor binnen handbereik. “En dan kunnen er heel nare dingen gebeuren. Mijn vader werkt bij GGzE en ik hoor van hem wel eens waar cliënten last van kunnen hebben. Dat is soms best heftig. Nee, niet spannend; ik vind het zielig. Die mensen zien dat anderen een veel leuker leven hebben en worden daar verdrietig van. Ze denken dan waarschijnlijk: laat mijn leven maar ophouden. Het is ook echt pech voor hen, want als je een normaal leven had zou je misschien niet zoveel stress hebben en iets beter kunnen nadenken. Maar ik vind het ook heel interessant”. Wat dan? “Nou, wat er bij die mensen precies gebeurt. En ik vind het echt mooi dat je zulke mensen vaak kunt helpen.
Een klasgenoot van mij bijvoorbeeld had heel veel angst. Die is naar een psycholoog geweest. En nu heeft die daar veel minder last van. Dat moeten mensen weten: dat je hulp kunt krijgen. Ik hoop dat dit ook zo blijft. Je hoort best veel over wachtlijsten enzo. Dat mensen niet zomaar hulp kunnen krijgen, omdat er te weinig personeel is. Misschien kunnen mensen met heel erge problemen wel voorrang krijgen. Andere mensen moeten dan gewoon wat langer wachten. Ik zou dat wel snappen.
Daarom is het denk ik ook wel belangrijk als kinderen goed met hun ouders en meesters en juffen kunnen praten. Of met vrienden. Dan is hulp van een psycholoog misschien helemaal niet meer nodig. Ik wil later trouwens zelf ook psycholoog worden. Maar dan bij kinderen. Dat vind ik het meest interessant.”