De zorg wordt steeds afhankelijker van ICT. Maar dat is geen straf, vindt klinisch informaticus Sander van den Borne.
“Ken je het quadruple aim model?” Ik probeer intelligent te kijken. Onverstoorbaar: “Eigenlijk zegt dat model dat je gezondheidszorg alleen kunt verbeteren als je daarbij vier brillen tegelijk op zet: die van medewerkers, cliënten, kosten en kwaliteit. Negeer je er één van, dan loopt de boel gemakkelijk in de soep.” Een indringende blik; zo, die zit.
Ooit was hij militair. Professioneel ‘spelen’ met high tech. Tien jaar had hij het er prima naar zijn zin. Maar als officier ICT-manager was hij niet in staat structurele verbeteringen te realiseren. In de zorg wel. Daarom stapte hij over.
Klinisch informaticus in wording
Inmiddels is Sander van den Borne (33) klinisch informaticus in wording bij GGzE. Twee dagen per week loopt hij bij de technische universiteit van Eindhoven rond, twee dagen hier. Verreweg de meeste van zijn studiegenoten zijn of gaan aan de slag in een ziekenhuis. Die werkomgeving loopt ver voor op die van de GGz. De hemel voor iemand in zijn vak. En toch werkt Sander ‘bij ons’. En als het aan hem ligt nog heel lang. “Ik kan hier nog zoveel ontwikkelen. Dat motiveert mij enorm.”
Die motivatie zal hij nodig hebben, want zijn afstudeerklus bij Transitie lokaal is een pittige. Ze draait om de uitvoering van geneesmiddelenprotocollen. Cliënten die hun zorg starten bij de centrale hubs hebben intensieve zorg nodig. Onderdeel daarvan kan ook medicatie zijn, zoals lithium voor cliënten met bipolaire stoornissen. Na een aantal jaar komen zij in een onderhoudsbehandeling terecht. Specialistische inzet van die centrale hubs is dan niet meer nodig. Ze zouden ook terecht kunnen bij de gebiedsteams, zodat specialistische behandeltijd beschikbaar komt voor wie deze echt nodig hebben. Sander onderzoekt nu hoe de uitvoering van medicatieprotocollen handig en verantwoord kan worden georganiseerd.
Tekst gaat verder onder afbeelding.
Door verschillende brillen kijken
Huh, is dat ICT-werk? “Goeie vraag”, zegt Sander enthousiast. Naar voren geleund: “Als je het strikt vanuit ICT-perspectief bekijkt: nee. Als je het als organisatieadviseur bekijkt: ook nee. Maar een klinisch informaticus zit daar precies tussenin. Die kan werkprocessen goed analyseren én hij heeft verstand van ICT. Veel mensen denken dat je problemen die met ICT te maken lijken te hebben even oplost met een nieuwe applicatie. Als klinisch informaticus leer je een probleem door verschillende brillen te bekijken, helemaal af te pellen en dan pas te bekijken hoe ICT zou kunnen helpen. Dan is de oplossing misschien helemaal geen applicatie, maar juist de aanpassing van een werkproces.”
Terug naar de geneesmiddelenprotocollen en de gebiedsteams: zijn afstudeeropdracht. Ja, dat is er echt één voor iemand met zijn achtergrond. Het vraagstuk gaat immers vooral over hoe je werk organiseert en hoe systemen communiceren. Als je in de gebiedsteams medicatieprotocollen verantwoord wil uitvoeren, moet je in staat zijn goed labonderzoek te organiseren. Dat moet je met ICT regelen. Hetzelfde geldt voor de samenwerking met huisartsen. Die wil je graag bij de zorg betrekken. Dan moeten hun systemen en die van ons wel communiceren. Uiteindelijk moet hij een oplossing aanreiken in drie varianten, de beste helpen invoeren, evalueren, en daar weer verbeteracties uit halen. Dan is ie klaar. Maar nog niet met GGzE dus. En al helemaal niet met zijn vak.
Kantelperiode
Over de toekomst van ICT in de zorg is Sander helder. “We leven in een kantelperiode. De zorg en ICT zijn totaal vervlochten. De afhankelijkheid van technologie wordt steeds sterker. Het is belangrijk dat we dat goed begrijpen. Hetzelfde geldt voor artificial intelligence. Die neemt nu al een gigantische vlucht. Die is niet te stoppen. Dat is niet eng, het is fantastisch, al die mogelijkheden… Je moet je niet laten afschrikken maar proberen alles eruit te halen wat erin zit.”
En dat lukt alleen samen. Een klein woordje, maar cruciaal vindt Sander. Bij Defensie raakte hij doordrongen van de betekenis daarvan. Samenwerken was daar van een aparte dimensie. “Als je niet goed samenwerkt, gaan er mensenlevens verloren. Ik heb het zelf gezien. Dan denk je: dat speelt hier niet. En toch… samenwerken is hier net zo nodig. Dat doen we te weinig. We werken in een soort anarchie: er is alle ruimte om je eigen ding te doen. Samen krijgt nog te weinig aandacht. Daarmee laten we echt hopen energie, kwaliteit en resultaat liggen. Klinische informatica kan daarin heel veel betekenen.”